Skip to content

Uittreksel van het Gerechtelijk Wetboek

Deskundigenonderzoek

Een deskundigenonderzoek kan gerechtelijk zijn (op vraag van de rechtbank of van één van de partijen in een rechtszaak), of in der minne (deskundigenonderzoek van een goed).

Hier vindt u het uittreksel uit het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot het deskundigenonderzoek.

Arbitrage

Arbitrage is een private en wettelijke manier om geschillen en conflicten op te lossen, en die tussen de partijen wordt overeengekomen.

Afdeling VI. Deskundigenonderzoek.

Onderafdeling 1. Algemene bepaling

Art. 962. De rechter kan, ter oplossing van een voor hem gebracht geschil of ingeval een geschil werkelijk en dadelijk dreigt te ontstaan, deskundigen gelasten vaststellingen te doen of een technisch advies te geven.
De rechter kan daarbij de deskundigen aanwijzen waarover partijen het eens zijn. Hij kan van de keuze van de partijen slechts afwijken bij een met redenen omklede beslissing.
Behoudens overeenstemming tussen de partijen, geven de deskundigen alleen advies over de in het vonnis bepaalde opdracht.
Hij is niet verplicht het advies van de deskundigen te volgen, indien het strijdig is met zijn overtuiging.

Art. 963. § 1. Met uitzondering van de beslissingen genomen met toepassing van de artikelen 971, 979, 987, eerste lid, en 991, zijn de belissingen die het verloop van de procedure van het deskundigenonderzoek regelen niet vatbaar voor verzet of hoger beroep.

§ 2. De beslissingen die het onderwerp kunnen zijn van een gewoon rechtsmiddel in de zin van § 1 zijn uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande verzet of hoger beroep. In afwijking van artikel 1068, eerste lid, maakt het hoger beroep tegen deze beslissingen de andere aspecten van het geschil zelf niet aanhangig bij de rechter in hoger beroep.

Art. 964. (Opgeheven)

Art. 965. (Opgeheven)

Onderafdeling 2. Wraking van de deskundige

Art. 966. De deskundigen kunnen worden gewraakt om dezelfde redenen als de rechters.

Art. 967. Iedere deskundige die weet dat er enige reden van wraking tegen hem bestaat, is ertoe gehouden zulks onverwijld aan de partijen mee te delen en zich van de zaak te onthouden indien de partijen hem geen vrijstelling verlenen.

Art. 968. De deskundige die de partijen kiezen, kan alleen worden gewraakt om redenen die ontstaan zijn of bekend geworden zijn sedert zijn aanwijzing.

Art. 969. Na de installatievergadering, of, bij gebreke daarvan, na aanvang van de werkzaamheden van de deskundige, mag geen wraking meer worden voorgedragen tenzij de partij eerst nadien kennis heeft gekregen van de wrakingsgronden.

Art. 970. De partij die middelen van wraking wil aanvoeren, moet ze voordragen in een verzoekschrift aan de rechter die de deskundige heeft aangewezen, tenzij deze zich zonder formaliteiten onthoudt.
Het verzoekschrift moet worden ingediend binnen acht dagen nadat de partij kennis heeft gekregen van de redenen van de wraking.

Art. 971. De griffier zendt bij gerechtsbrief een eensluidend afschrift van de akte van wraking aan de gewraakte deskundige; tevens bericht hij hem dat hij binnen acht dagen moet verklaren of hij in de wraking berust dan wel of hij ze betwist.
De wraking wordt toegestaan, indien de deskundige erin berust of ze onbeantwoord laat; wanneer de deskundige de wraking betwist, doet de rechter uitspraak, nadat hij de partijen en de deskundige in raadkamer heeft gehoord.
Wordt de wraking verworpen, dan kan de partij die ze heeft voorgedragen, veroordeeld worden tot schadevergoeding jegens de deskundige indien deze dit vordert; in dit laatste geval echter kan hij geen deskundige blijven in de zaak.
In het geval van het tweede lid en het derde lid, in fine, wijst de rechter ambtshalve de nieuwe deskundige aan, tenzij de partijen op het ogenblik van het vonnis overeengekomen zijn over de keuze van een deskundige. De rechter kan evenwel van de keuze van de partijen afwijken bij een met redenen omklede beslissing.

Onderafdeling 3. Verloop van het deskundigenonderzoek

Art. 972. § 1. De beslissing waarbij het deskundigenonderzoek wordt bevolen, bevat minstens :
– de vermelding van de omstandigheden die het deskundigenonderzoek, en de eventuele aanstelling van meerdere deskundigen noodzaken;
– de vermelding van de identiteit van de aangestelde deskundige of deskundigen;
– een nauwkeurige omschrijving van de opdracht van de deskundige;
De kennisgeving van deze beslissing door de griffier gebeurt overeenkomstig artikel 973, § 2, derde lid, tenzij alle partijen die verschenen zijn om een opschorting van de kennisgeving hebben verzocht, voor de beslissing waarbij het deskundigenonderzoek wordt bevolen, is genomen. In het geval van een opschorting kan elke partij op elk ogenblik om een kennisgeving van de beslissing verzoeken..
Na de kennisgeving beschikt de deskundige over acht dagen om desgewenst de opdracht met behoorlijk omklede redenen te weigeren. De deskundige geeft hiervan kennis bij een ter post aangetekende brief aan de partijen die verstek laten gaan en bij gewone brief, per fax of elektronische post aan de verschenen partijen en hun raadslieden evenals aan de rechter. In dat geval maken de partijen binnen de acht dagen bij gewone brief hun eventuele opmerkingen over aan de rechter die daarna een nieuwe deskundige aanwijst. Van deze beslissing wordt kennis gegeven overeenkomstig artikel 973, § 2, vijfde lid.
Indien er geen installatievergadering werd bepaald, beschikt de deskundige na de kennisgeving overeenkomstig het tweede lid of, in voorkomend geval, na kennisgeving van de consignatie van het voorschot overeenkomstig artikel 987, over vijftien dagen teneinde de plaats, de dag en het uur van de aanvang van zijn werkzaamheden mee te delen. De deskundige geeft hiervan kennis bij een ter post aangetekende brief aan de partijen en bij gewone brief aan de rechter en de raadslieden.

§ 2. In de beslissing waarbij het deskundigenonderzoek wordt bevolen, bepaalt de rechter een installatievergadering als hij het noodzakelijk acht of indien alle verschijnende partijen het hebben gevraagd.
De rechter bepaalt de plaats, de dag en het uur van de installatievergadering na samenspraak met de deskundige, en rekening houdend met artikel 972bis, § 1, tweede lid.
De installatievergadering vindt plaats in de raadkamer, of in enige andere plaats die de rechter naar gelang van de aard van het geschil aanwijst.
De aanwezigheid van de deskundige op de installatievergadering is vereist, tenzij de rechter dit niet nodig acht en een telefonisch contact of een contact via enig ander telecommunicatiemiddel volstaat.
In het geval van een niet toegestane afwezigheid in de zin van het vierde lid, oordeelt de rechter onmiddellijk over zijn vervanging overeenkomstig artikel 979. Bij een vervanging wordt onverwijld een nieuwe installatievergadering georganiseerd zoals bepaald in het tweede lid. Van deze beslissing wordt kennis gegeven overeenkomstig artikel 973, § 2, vijfde lid.
De rechter die het deskundigenonderzoek heeft bevolen of met de controle ervan is belast, zit de installatievergadering voor.
De na afloop van de installatievergadering genomen beslissing vermeldt :
1° de eventuele aanpassing van de opdracht, ingeval partijen het daarover eens zijn;
2° de plaats, de dag, en het uur van de verdere werkzaamheden van de deskundige;
3° de noodzaak voor de deskundige om al dan niet een beroep te doen op technische raadgevers;
4° de raming van de algemene kostprijs van het deskundigenonderzoek, of tenminste de manier waarop de kosten en het ereloon van de deskundige en de eventuele technische raadgevers zullen berekend worden;
5° in voorkomend geval, het bedrag van het voorschot dat moet worden geconsigneerd, de partij of partijen die daartoe gehouden zijn en de termijn waarbinnen de consignatie dient te gebeuren;
6° het redelijk deel van het voorschot dat kan worden vrijgegeven aan de deskundige, de partij of partijen die daartoe gehouden zijn en de termijn waarbinnen de vrijgave van het voorschot dient te gebeuren;
7° de termijn waarbinnen de partijen hun opmerkingen kunnen laten gelden aangaande het voorlopig advies van de deskundige;
8° de termijn voor het neerleggen van het eindverslag.
Bij gebreke van een installatievergadering vermeldt de rechter in zijn beslissing waarbij hij het deskundigenonderzoek beveelt, ten minste de elementen bepaald in 3°, 4°, 5°, 6° en 8°. Hij kan de andere elementen vermelden. De rechter neemt voor de elementen waartoe hij dit nodig acht en voorafgaand aan zijn beslissing contact op met de aan te wijzen deskundige.
De kennisgeving van deze beslissing door de griffier gebeurt overeenkomstig artikel 973, § 2, derde

Art. 972bis. § 1. De partijen zijn verplicht mee te werken aan het deskundigenonderzoek. Bij gebreke daarvan kan de rechter daaruit de conclusies trekken die hij geraden acht.
De partijen overhandigen ten minste acht dagen voor de installatievergadering en, bij gebreke daarvan, bij de aanvang van de werkzaamheden, een geïnventariseerd dossier met alle relevante stukken aan de deskundige.

§ 2. De oproeping voor verdere werkzaamheden gebeurt overeenkomstig artikel 972, § 1, laatste lid, tenzij de deskundige van de partijen en de raadslieden toestemming heeft gekregen om gebruik te maken van een andere oproepingswijze.
Indien alle partijen of hun raadslieden om uitstel verzoeken, dan moet de deskundige dit toestaan. In alle andere gevallen kan hij het uitstel weigeren of toestaan en geeft hij de rechter bij gewone brief kennis van zijn beslissing.
De deskundige stelt een verslag op van de vergaderingen die hij organiseert. Hij stuurt bij gewone brief een afschrift ervan aan de rechter, de partijen en de raadslieden, en, in voorkomend geval, bij een ter post aangetekende brief aan de partijen die verstek hebben laten gaan.

Art. 973. § 1. De rechter die het deskundigenonderzoek heeft bevolen of de daartoe aangewezen rechter volgt het verloop van het onderzoek op en ziet er met name op toe dat de termijnen worden nageleefd en dat de tegenspraak in acht wordt genomen.
De rechter kan om redenen van hoogdringendheid de in deze onderafdeling bepaalde termijnen inkorten of de deskundigen ontslaan van bepaalde oproepingswijzen.
De deskundigen vervullen hun opdracht onder toezicht van de rechter, die te allen tijde ambtshalve of op verzoek van de partijen de werkzaamheden kan bijwonen. De griffier verwittigt hiervan bij gewone brief de deskundigen, de partijen en de raadslieden en in voorkomend geval, bij gerechtsbrief, de partijen die verstek hebben laten gaan.

§ 2. Alle betwistingen die in de loop van het deskundigenonderzoek met betrekking tot dit onderzoek ontstaan tussen de partijen of tussen de partijen en de deskundigen, met inbegrip van het verzoek tot vervanging van de deskundigen en van elke betwisting aangaande de uitbreiding of de verlenging van de opdracht, worden door de rechter beslecht.
De partijen en de deskundigen kunnen zich daartoe bij gewone brief, met vermelding van de redenen, tot de rechter wenden. De rechter gelast onmiddellijk de oproeping van de partijen en de deskundigen.
De griffier geeft hiervan binnen vijf dagen bij gewone brief kennis aan de partijen en raadslieden en bij gerechtsbrief aan de deskundige en, in voorkomend geval, bij gerechtsbrief aan de partijen die verstek hebben laten gaan.
De verschijning in raadkamer vindt plaats binnen een maand na de oproeping. De rechter doet binnen acht dagen uitspraak bij met redenen omklede beslissing.
De kennisgeving van deze beslissing door de griffier gebeurt overeenkomstig het derde lid. In geval van een verzoek tot vervanging, weigering van de opdracht door de deskundige of ongewettigde afwezigheid van de deskundige tijdens de installatievergadering, gebeurt de kennisgeving naargelang van het geval aan de deskundige wiens taak is bevestigd of aan de deskundige die van zijn taak is ontheven en de nieuw aangestelde deskundige.

Art. 974. § 1. Indien de termijn voor het indienen van het eindverslag op meer dan zes maanden is bepaald, bezorgt de deskundige om de zes maanden een tussentijds verslag over de stand van zaken aan de rechter, de partijen en de raadslieden. Deze stand van zaken vermeldt :
– de reeds uitgevoerde werkzaamheden;
– de werkzaamheden die uitgevoerd zijn sinds het laatste tussentijds verslag;
– de nog uit te voeren werkzaamheden.

§ 2. Alleen de rechter mag de termijn voor het indienen van het eindverslag verlengen. De deskundige kan zich daartoe vóór het verstrijken van die termijn tot de rechter wenden met opgave van de redenen waarom de termijn zou moeten worden verlengd. Van dit verzoek wordt kennis gegeven overeenkomstig artikel 973, § 2, derde lid, behalve aan de verzoekende deskundige. De partijen bezorgen binnen de acht dagen hun eventuele opmerkingen. De rechter kan overeenkomstig artikel 973, § 2, de verschijning van de partijen en de deskundigen gelasten.
De rechter weigert de verlenging wanneer hij van oordeel is dat die niet redelijk verantwoord is. Hij motiveert deze beslissing.

§ 3. Bij overschrijding van de vooropgestelde termijn en bij gebreke van tijdig ontvangen verzoek tot verlenging gelast de rechter ambtshalve de oproeping overeenkomstig artikel 973, § 2.

Art. 975. (Opgeheven)

Art. 976. Na afloop van zijn werkzaamheden stuurt de deskundige zijn bevindingen, waarbij hij reeds een voorlopig advies voegt, ter lezing aan de rechter, aan de partijen en aan hun raadslieden. Tenzij de rechter vooraf een termijn heeft vastgesteld, bepaalt de deskundige, rekening houdende met de aard van het geschil, een redelijke termijn waarbinnen de partijen hun opmerkingen moeten maken. Behoudens andersluidende beslissing van de rechter of door de deskundige in zijn voorlopig advies bedoelde bijzondere omstandigheden, bedraagt die termijn ten minste vijftien dagen.
De deskundige ontvangt de opmerkingen van de partijen en van hun technische raadgevers voor het verstrijken van deze termijn. De deskundige houdt geen rekening met de opmerkingen die hij te laat ontvangt. De rechter kan deze ambtshalve uit de debatten weren.
Wanneer de deskundige na ontvangst van de opmerkingen van de partijen nieuwe verrichtingen onontbeerlijk acht, verzoekt hij de rechter daarvoor om toestemming overeenkomstig artikel 973, § 2.

Art. 977. § 1. De deskundige poogt de partijen te verzoenen.
Indien de partijen zich verzoenen, wordt hun overeenkomst schriftelijk vastgelegd. De partijen kunnen handelen overeenkomstig artikel 1043.

§ 2. De vaststelling van verzoening en een gedetailleerde staat van de kosten en het ereloon van de deskundige, worden ter griffie neergelegd.
Op de dag van de neerlegging van de vaststelling van verzoening zendt de deskundige bij een ter post aangetekende brief een afschrift van de vaststelling van verzoening en een gedetailleerde staat van de kosten en het ereloon aan de partijen, en bij gewone brief aan hun raadslieden.
De originele stukken die de partijen aan de deskundige bezorgden, worden hen terugbezorgd.

Art. 978. § 1. Het eindverslag wordt gedagtekend en vermeldt de tegenwoordigheid van de partijen bij de werkzaamheden, hun mondelinge verklaringen en hun vorderingen. Het bevat bovendien een opgave van de stukken en nota’s die de partijen aan de deskundigen hebben overhandigd; het mag de tekst ervan slechts overnemen in zoverre dat nodig is voor de bespreking.
Het verslag wordt op straffe van nietigheid door de deskundige ondertekend.
De handtekening van de deskundige wordt, op straffe van nietigheid, voorafgegaan door de volgende eed :
” Ik zweer dat ik mijn opdracht in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk vervuld heb. “;
of
” Je jure avoir rempli ma mission en honneur et conscience, avec exactitude et probité. “;
of
” Ich schwöre, dass ich den mir erteilten Auftrag auf Ehre und Gewissen, genau und erlich erfüllt habe. ”

§ 2. De minuut van het verslag en een gedetailleerde staat van de kosten en het ereloon van de deskundige, worden ter griffie neergelegd.
Op de dag van de neerlegging van het verslag zendt de deskundige bij een ter post aangetekende brief een afschrift van het verslag en een gedetailleerde staat van de kosten en het ereloon aan de partijen, en bij gewone brief aan hun raadslieden.
De originele stukken die de partijen aan de deskundige bezorgden, worden hen terugbezorgd.

Art. 979. § 1. Indien een partij hierom verzoekt, kan de rechter de deskundige die zijn opdracht niet naar behoren vervult, vervangen.
Indien de partijen hier gezamenlijk en gemotiveerd om verzoeken, moet de rechter de deskundige vervangen. Dit verzoek wordt aan de rechter gericht bij gewone brief en deze doet uitspraak binnen de acht dagen zonder oproeping of verschijning van partijen. De rechter kan daarbij de deskundigen aanwijzen waarover de partijen het eens zijn. Hij kan van de keuze van de partijen enkel afwijken op een met redenen omklede wijze. Van deze beslissing van de rechter wordt kennis gegeven overeenkomstig artikel 973, § 2, vijfde lid.
Indien geen van de partijen hierom verzoekt, kan de rechter ambtshalve in artikel 973, § 2, bedoelde oproeping gelasten.
De rechter motiveert de beslissing tot vervanging en gaat onmiddellijk over tot de aanstelling van een nieuwe deskundige.

§ 2. De vervangen deskundige legt binnen vijftien dagen ter griffie de stukken en nota’s van de partijen en een gedetailleerde staat van de kosten en het ereloon neer.
Op de dag van de neerlegging zendt de deskundige bij een ter post aangetekende brief een afschrift van de gedetailleerde staat van de kosten en het ereloon aan de partijen, en bij gewone brief aan hun raadslieden.

Art. 980. Wanneer het deskundigenonderzoek is bevolen bij verstek ten aanzien van een of meer partijen, kunnen deze zonder verdere formaliteiten deel hebben aan elke stand van het deskundigenonderzoek, hetzij door er bij aanwezig te zijn of zich te laten vertegenwoordigen, hetzij door schriftelijke opmerkingen te laten kennen.
In dat geval verlopen ten aanzien van die partijen het onderzoek en de verdere rechtspleging op tegenspraak en kunnen die partijen tegen de voorgaande beslissingen en handelingen geen verzet aantekenen.

Art. 981. Het deskundigenonderzoek kan niet tegengeworpen worden aan de partij die gedwongen tussenkomt nadat de deskundige zijn voorlopig advies heeft verstuurd, tenzij zij van het middel van de niet-tegenwerpbaarheid afziet.
De derde die tussenkomst kan niet eisen dat reeds gedane werkzaamheden in zijn bijzijn worden overgedaan, tenzij hij aantoont daar belang bij te hebben.

Art. 982. De rechter stelt slechts één deskundige aan, tenzij het nodig acht om meerdere deskundigen aan te stellen.
De deskundigen maken één enkel verslag op, zij geven één enkel advies bij meerderheid van stemmen. Bij verschil van mening vermelden zij de onderscheiden meningen met de gronden ervan. Het verslag wordt door alle deskundigen ondertekend.
Voor verscheidene deskundigen in een zelfde zaak wordt een gedetailleerde gezamenlijke staat van de kosten en het ereloon opgemaakt, met een duidelijke opgave van ieders aandeel.

Art. 983. De griffier stuurt bij gewone brief een afschrift van het eindvonnis naar de deskundige.

Onderafdeling 4. Beperkte tussenkomst van de deskundigen

Art. 984. Indien de rechter in het verslag niet voldoende opheldering vindt, kan hij een aanvullend onderzoek door dezelfde deskundige ofwel een nieuw onderzoek door een andere deskundige bevelen.
De nieuwe deskundige mag aan de vroeger benoemde deskundige de inlichtingen vragen die hij dienstig acht.

Art. 985. De rechter kan de deskundige ter zitting horen. De deskundige, de partijen en hun raadslieden worden ter zitting opgeroepen overeenkomstig artikel 973, § 2, derde lid.
De deskundige mag zich bij het verhoor van stukken bedienen. Indien de deskundige dit nuttig acht, kan hij de partijen of hun raadslieden voor het verhoor een kopie van die documenten bezorgen, of ze ter griffie neerleggen. Deze stukken worden door de deskundige uiterlijk na het verhoor ter griffie neergelegd. De partijen of hun raadslieden kunnen de ter griffie neergelegde stukken raadplegen.
Alvorens hij wordt gehoord, legt de deskundige mondeling de eed af in de volgende bewoordingen :
” Ik zweer dat ik in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk verslag zal doen. “;
of
” Je jure de faire mon rapport en honneur et conscience, avec exactitude et probité. “;
of
” Ich schwöre mein Gutachten auf Ehre und Gewissen, genau und ehrlich abzugeben. ”
De verklaringen van de deskundige worden vermeld in een proces-verbaal dat de rechter, de griffier en hijzelf ondertekenen na lezing en eventuele opmerkingen.
Het ereloon en de kosten van de deskundige worden door de rechter onmiddellijk begroot onderaan het proces-verbaal met bevel tot tenuitvoerlegging ten laste van de partij of partijen die hij aanwijst en in de verhouding die hij bepaalt. Deze bedragen zullen in de eindbeslissing als gerechtskosten worden begroot.
Op verzoek van de deskundige of van de partijen kan de rechter hun technische raadgevers horen. Dit gebeurt onder dezelfde voorwaarden zoals bepaald in het eerste, tweede en vierde lid.

Art. 986. De rechter kan een deskundige aanwijzen die aanwezig moet zijn bij een onderzoeksmaatregel die hij heeft bevolen om technische toelichting te verstrekken. De rechter kan eveneens een deskundige aanwijzen om mondeling verslag te doen op de daartoe vastgestelde zitting. De rechter kan deze deskundigen gelasten tijdens hun verhoor stukken over te leggen die dienstig zijn voor de oplossing van het geschil.
De deskundige mag zich van stukken bedienen. Deze stukken worden na de tussenkomst van de deskundige ter griffie neergelegd. De partijen of hun raadslieden kunnen hiervan kennis nemen.
De deskundige legt mondeling de eed af in de volgende bewoordingen :
” Ik zweer dat ik alle gevraagde toelichting in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk zal verstrekken. “;
of :
” Je jure de donner toutes les explications qui me seront demandées, en honneur et conscience, avec exactitude et probité. “;
of :
” Ich schwöre, alle geforderten Erluterungen auf Ehre und Gewissen, genau und ehrlich zu geben. ”
Van de verklaring van de deskundige wordt procesverbaal opgemaakt.
Het ereloon en de kosten van de deskundige worden door de rechter onmiddellijk begroot onderaan het proces-verbaal met bevel tot tenuitvoerlegging ten laste van de partij of partijen die hij aanwijst en in de verhouding die hij bepaalt. Deze bedragen zullen in de eindbeslissing als gerechtskosten worden begroot.

Onderafdeling 5. Kosten en erelonen van deskundigen

Art. 987. De rechter kan het voorschot bepalen dat elke partij moet consigneren ter griffie of bij de kredietinstelling die de partijen gezamenlijk hebben gekozen, en de termijn waarbinnen zij aan deze verplichting moet voldoen. De rechter kan deze verplichting niet opleggen aan de partij die overeenkomstig artikel 1017, tweede lid of krachtens een overeenkomst tussen partijen zoals bepaald in artikel 1017, eerste lid, niet in de kosten kan worden verwezen. De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit de nadere regels van de consignatie bepalen.
Ingeval de aangestelde partij niet tot uitvoering overgaat, kan de meest gerede partij het voorschot in consignatie geven.
De rechter kan het redelijk deel van het voorschot bepalen dat wordt vrijgegeven teneinde de kosten van de deskundige te dekken. De deskundige die btw-plichtig is, meldt dit aan de rechter die uitdrukkelijk bepaalt of het vrijgegeven bedrag al dan niet vermeerderd moet worden met de btw.
Zodra het voorschot in consignatie werd gegeven, brengt de door de rechter tot betalen aangewezen partij de deskundige hiervan op de hoogte. De betalende partij bezorgt de deskundige een bewijs van betaling.
Ingeval de aangestelde partij niet tot uitvoering overgaat, kan de meest gerede partij de deskundige op de hoogte brengen.
In voorkomend geval stort de griffie of de kredietinstelling het vrijgegeven deel door naar de deskundige.

Art. 988. Indien de deskundige meent dat het voorschot of het vrijgegeven deel daarvan niet volstaat, kan hij de rechter om de consignatie van een bijkomend voorschot of verdere vrijgave verzoeken.
Verdere vrijgave is ook mogelijk om een redelijk deel van het ereloon voor reeds uitgevoerde werkzaamheden te dekken.
De rechter weigert de bijkomende consignatie of verdere vrijgave van het voorschot wanneer hij van oordeel is dat die niet redelijk verantwoord is. Deze beslissing wordt met redenen omkleed.

Art. 989. Indien een partij niet binnen de termijn consigneert, kan de rechter op verzoek van de meest gerede partij een bevel tot tenuitvoerlegging geven ten belope van het bedrag dat hij vaststelt.
Indien een partij niet binnen de termijn consigneert, kan de rechter daaruit de conclusies trekken die hij geraden acht.
De deskundigen kunnen desgevallend de vervulling van hun opdracht schorsen of uitstellen totdat zij op de hoogte zijn gebracht van de consignatie van het voorschot overeenkomstig artikel 987, vierde lid.

Art. 990. De gedetailleerde staat van de kosten en het ereloon van het deskundigenonderzoek vermeldt afzonderlijk :
– het uurloon;
– de verplaatsingskosten;
– de verblijfkosten;
– de algemene kosten;
– de bedragen die aan derden zijn betaald;
– de verrekening van vrijgegeven bedragen.
Indien de deskundige nalaat zijn staat van kosten en ereloon in te dienen, kunnen de partijen de rechter verzoeken deze te begroten.

Art. 991. § 1. Indien de partijen niet binnen dertig dagen na de neerlegging ter griffie van de gedetailleerde staat overeenkomstig § 2 aan de rechter hebben meegedeeld dat zij het bedrag van het ereloon en de kosten die door de deskundige worden aangerekend, betwisten, wordt dat bedrag door de rechter begroot onderaan op de minuut van de staat en wordt daarvan een bevel tot tenuitvoerlegging gegeven overeenkomstig het akkoord dat de partijen gesloten hebben of tegen de partij of partijen, zoals bepaald voor de consignatie van het voorschot.

§ 2. Indien één of meer partijen binnen de in § 1 bedoelde termijn niet akkoord gaan met de staat van kosten en ereloon en hun standpunt met redenen omkleden, gelast de rechter, overeenkomstig artikel 973, § 2, de oproeping van de partijen teneinde het bedrag van de kosten en het ereloon te begroten.
De rechter stelt het bedrag vast van de kosten en het ereloon onverminderd eventuele schadevergoeding en intresten.
Hij houdt hoofdzakelijk rekening met de zorgvuldigheid waarmee het werk werd uitgevoerd, de nakoming van de vooropgestelde termijnen en de kwaliteit van het geleverde werk. Hij kan daarbij ook rekening houden met de moeilijkheid en duur van het geleverde werk, de hoedanigheid van de deskundige en de waarde van het geschil.
De rechter verklaart het vonnis uitvoerbaar tegen de partij of partijen zoals bepaald voor de consignatie van het voorschot.

§ 3. Deze bedragen zullen in de eindbeslissing als gerechtskosten worden begroot.

Art. 991bis. Na de definitieve begroting nemen de deskundigen het voorschot op ten belope van de hun verschuldigde som, in voorkomend geval na voorlegging van de begroting aan de kredietinstelling. Het eventuele saldo wordt door de griffier ambtshalve of door de kredietinstelling na voorlegging van de begroting aan de partijen terugbetaald in verhouding tot de bedragen die zij in consignatie moesten geven en die zij ook daadwerkelijk hebben geconsigneerd.
De deskundigen mogen slechts een rechtstreekse betaling in ontvangst nemen nadat hun staat van kosten en ereloon definitief is begroot en voor zover het geconsigneerde voorschot ontoereikend is.

DEEL VI – Arbitrage. (met wijziging wet van 19/05/98)

1676. Elk geschil dat reeds is ontstaan of nog kan ontstaan uit een bepaalde rechtsbetrekking, waarover een dading mag worden aangegaan, kan bij overeenkomst aan arbitrage worden onderworpen. Ieder die bekwaam of bevoegd is om een dading aan te gaan, kan een overeenkomst tot arbitrage sluiten. De publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen, onverhinderd het bepaalde in de bijzondere wetten, slechts een overeenkomst tot arbitrage sluiten indien de overeenkomst de beslechting van een geschil betreffende de totstandkoming of de uitvoering van een overeenkomst tot doel heeft. De voorwaarden die golden voor het sluiten van het contract waarvan de uitvoering aan arbitrage wordt onderworpen gelden eveneens voor het sluiten van de overeenkomst tot arbitrage. Daarenboven mogen de publiekrechtelijke rechtspersonen in alle aangelegenheden, bepaald bij wet of bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, overeenkomsten tot arbitrage sluiten. Het besluit mag eveneens de voorwaarden en de regels van totstandkoming van de overeenkomst bepalen. Het bepaalde in de voorgaande leden laat de uitzonderingen die elders in de wet voorkomen onverlet.

1677. Een overeenkomst tot arbitrage behoort te zijn vervat in een door partijen ondertekend geschrift, of in andere hen bindende stukken, waarin zij blijk hebben gegeven van hun wil om het geschil aan arbitrage te onderwerpen.

1678. Een overeenkomst tot arbitrage is niet geldig indien daarin aan een van de partijen een bevoorrechte positie bij de aanwijzing van de arbiter of arbiters is toegekend. Onder voorbehoud van de bij de wet bepaalde uitzonderingen is van rechtswege nietig iedere overeenkomst tot arbitrage, afgesloten vóór het ontstaan van een geschil, waarvan de arbeidsrechtbank kennis moet nemen krachtens de artikelen 578 tot 583.

1679. De rechter bij wie een aan arbitrage onderworpen geschil aanhangig is gemaakt, verklaart zich, op verzoek van een partij, onbevoegd om daarvan kennis te nemen, tenzij er ten aanzien van dat geschil geen geldige overeenkomst tot arbitrage is of deze is geëindigd; de exceptie moet voor elke andere exceptie of verweer worden voorgedragen. Met een overeenkomst tot arbitrage is niet onverenigbaar dat een partij zich tot de rechter wendt in verband met het nemen van bewarende maatregelen of ter verkrijging van een voorlopige voorziening ; dit betekent niet dat die partij van arbitrage afziet.

1680. Ieder die bekwaam is tot het aangaan van een overeenkomst kan arbiter zijn, met uitzondering van, zelfs ontvoogd, minderjarigen, van personen wie een gerechtelijke raadsman is toegevoegd en van hen die onherroepelijk zijn uitgesloten van het kiesrecht of in de uitoefening van het kiesrecht zijn geschorst.

1681. Een scheidsgerecht moet zijn samengesteld uit een oneven aantal arbiters. Het kan uit één arbiter bestaan. Voorziet de overeenkomst tot arbitrage in een even aantal arbiters, dan wordt een bijkomende arbiter benoemd. Hebben partijen het aantal der arbiters niet in de overeenkomst tot arbitrage bepaald en worden zij het alsnog niet over het aantal eens, dan bestaat het scheidsgerecht uit drie arbiters.

1682. Partijen kunnen bij de overeenkomst tot arbitrage of daarna de arbiter of de arbiters aanwijzen dan wel een derde met die aanwijzing belasten. Hebben partijen de arbiters niet aangewezen en zijn zij ook niet overeengekomen op welke wijze deze moeten worden aangewezen, dan wijst ieder van hen na het ontstaan van het geschil een arbiter of, zo nodig, een gelijk aantal arbiters aan.

1683. De partij die een geschil bij het scheidsgerecht aanhangig wil maken, geeft daarvan kennis aan de tegenpartij. In deze kennisgeving wordt naar de overeenkomst tot arbitrage verwezen en voorts het onderwerp van het geschil aangegeven, indien dit laatste niet reeds in de overeenkomst tot arbitrage is geschied. Wanneer er meer dan één arbiter moet worden aangewezen en het aan partijen is om hen aan te wijzen, bevat de kennisgeving eveneens de namen van de arbiter of arbiters die door de partij die zich op de overeenkomst tot arbitrage beroept, zijn aangewezen; in deze kennisgeving wordt tevens de tegenpartij uitgenodigd om de door haar aan te wijzen arbiter of arbiters, op te geven. Is een derde belast met de aanwijzing van de arbiter of van de arbiters en heeft hij zulks nog niet verricht, dan wordt ook aan hem een kennisgeving, als bedoeld in het eerste lid, gedaan, waarin hij wordt uitgenodigd om tot de aanwijzing over te gaan. Is van de aanwijzing van een arbiter eenmaal kennis gegeven, dan kan deze niet meer worden ingetrokken.

1684. Heeft de partij of de derde, aan wie een kennisgeving als bedoeld in artikel 1683 is gedaan, niet binnen een maand daarna de door hem aan te wijzen arbiter of arbiters aangewezen, dan geschiedt de benoeming van die arbiter of arbiters op het verzoekschrift van de meest gerede partij door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg. Wanneer partijen zijn overeengekomen dat er één arbiter zal zijn en zij deze niet in onderlinge overeenstemming binnen een maand na de in artikel 1683 bedoelde kennisgeving hebben aangewezen, geschiedt de benoeming op de wijze als in het eerste lid bepaald.

1685. Wanneer de ingevolge de voorgaande artikelen aangewezen of benoemde arbiters even in aantal zijn, benoemen zij nog een arbiter; deze is voorzitter van het scheidsgerecht. Bij het ontbreken van overeenstemming tussen de arbiters wordt, tenzij partijen anders zijn overeengekomen, de benoeming op verzoek van de meest gerede partij gedaan door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg. Het verzoek daartoe kan tot de voorzitter worden gericht na verloop van een maand, nadat de laatste arbiter zijn opdracht heeft aanvaard of zodra voordien het ontbreken van overeenstemming is vastgesteld. Wanneer de aangewezen arbiters oneven in aantal zijn, benoemen zij één hunner tot voorzitter van het scheidsgerecht, tenzij partijen een andere wijze van benoeming zijn overeengekomen. Bij het ontbreken van overeenstemming tussen de arbiters geschiedt die benoeming overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid.

1686. In de gevallen als bedoeld in de artikelen 1684 en 1685 staat tegen de beslissing van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg geen voorziening open. De beslissing van de voorzitter belet niet dat arbiters zich over hun bevoegdheid uitspreken, noch dat een partij de onbevoegdheid van het scheidsgerecht inroept.

1687. Indien een arbiter overlijdt, rechtens of in feite verhinderd is zijn opdracht te vervullen, weigert zijn opdracht te aanvaarden of deze niet uitvoert, dan wel indien aan zijn opdracht in onderlinge overeenstemming tussen de partijen een einde is gemaakt, wordt in zijn vervanging voorzien volgens de regels die op zijn aanwijzing of benoeming toepasselijk zijn. Is de arbiter of zijn arbiters evenwel in de overeenkomst tot arbitrage met name genoemd, dan vervalt die overeenkomst van rechtswege. Geschillen met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde gevallen worden door de meest gerede partij aanhangig gemaakt bij de rechtbank van eerste aanleg. Beslist deze dat er reden is om een arbiter te vervangen, dan benoemt zij diens vervanger ; zij houdt daarbij rekening met de bedoelingen van partijen zoals die uit de overeenkomst tot arbitrage blijken. Partijen kunnen van de bepalingen van dit artikel afwijken.

1688. Het overlijden van een partij doet noch de overeenkomst tot arbitrage, noch de opdracht van arbiters eindigen, tenzij partijen anders zijn overeengekomen.

1689. Een arbiter die zijn opdracht eenmaal heeft aanvaard, kan zich daaraan niet meer onttrekken, tenzij de rechtbank van eerste aanleg hem op zijn daartoe strekkend verzoek verlof heeft gegeven. De rechtbank beslist niet dan na verhoor van partijen of nadat deze door de griffier bij gerechtsbrief zijn opgeroepen. Tegen de beslissing van de rechtbank staat geen voorziening open.

1690. Arbiters kunnen worden gewraakt wanneer er omstandigheden zijn die gerechtvaardigde twijfel doen ontstaan over hun onpartijdigheid of onafhankelijkheid. Een partij kan een arbiter slechts wraken om een reden die haar na zijn aanwijzing bekend is geworden.

1691. Van de wraking wordt kennis gegeven aan de arbiters alsook aan de derde die ingevolge de overeenkomst tot arbitrage de gewraakte arbiter heeft benoemd, zodra de reden tot wraking aan de wrakende partij bekend is geworden. De arbiters schorten daarop het geding op. Wanneer de gewraakte arbiter zich niet heeft teruggetrokken binnen tien dagen nadat hem van de wraking kennis is gegeven, geeft het scheidsgerecht hiervan kennis aan de wrakende partij. Deze moet, op straffe van verval van haar recht, de arbiter en de andere partijen binnen tien dagen na deze kennisgeving dagvaarden voor de rechtbank van eerste aanleg ; geschiedt dit niet, dan wordt het geding voor arbiters van rechtswege hervat. Hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg wordt beslecht overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 843 en 847 van dit Wetboek. Heeft de arbiter zich teruggetrokken of is zijn wraking door de rechter aanvaard, dan wordt in zijn vervanging voorzien volgens de regels die op zijn aanwijzing of benoeming toepasselijk zijn ; is evenwel de arbiter in de overeenkomst tot arbitrage met name genoemd, dan vervalt die overeenkomst van rechtswege. Partijen kunnen van de bepalingen van dit lid afwijken.

1692. Partijen kunnen in de overeenkomst tot arbitrage bepalen dat bepaalde groepen van personen van het vervullen van de functie van arbiter zijn uitgesloten. Indien bij de samenstelling van het scheidsgerecht op deze uitsluiting geen acht is geslagen, moet op deze onregelmatigheid overeenkomstig artikel 1691 een beroep worden gedaan.

1693. Onverminderd het bepaalde in artikel 1694, stellen de partijen de regels van de arbitrale procedure en de plaats van arbitrage vast. Wanneer de partijen binnen de door het scheidsgerecht bepaalde termijn hun wil daaromtrent niet kenbaar hebben gemaakt, stellen de arbiters die regels en de plaats van arbitrage vast. Werd de plaats van arbitrage noch door de partijen, noch door de arbiters vastgesteld, dan geldt de plaats van de uitspraak, zoals vermeld in de beslissing, als plaats van arbitrage. Voor zover er niet anders overeengekomen werd en na de partijen te hebben geraadpleegd, kan het scheidsgerecht op elke plaats die het daartoe geschikt acht, zittingen en bijeenkomsten houden. De voorzitter van het scheidsgerecht bepaalt de gang van zaken ter zitting en leidt de debatten.

1694. Het scheidsgerecht geeft aan iedere partij de gelegenheid om voor haar rechten op te komen en haar middelen voor te dragen. Het scheidsgerecht doet uitspraak na de wederzijdse mondelinge uiteenzettingen te hebben aangehoord. Partijen kunnen geldig worden opgeroepen bij aangetekende brief, tenzij zij een andere wijze van oproeping zijn overeengekomen. Partijen kunnen in persoon verschijnen. Het geding wordt schriftelijk gevoerd, indien partijen zulks zijn overeengekomen of voor zover zij hebben afgezien van wederzijdse mondelinge uiteenzettingen. Iedere partij heeft het recht zich te doen vertegenwoordigen door een advocaat, dan wel door een lasthebber die daartoe bijzonderlijk en schriftelijk is gemachtigd en door het scheidsgerecht is toegelaten. Iedere partij kan zich doen bijstaan door een advocaat of, mits deze door het scheidsgerecht wordt toegelaten, door een andere persoon harer keuze. Partijen mogen door zaakwaarnemers noch vertegenwoordigd noch bijgestaan worden.

1695. Indien, behalve in geval van wettige verhindering, een op regelmatige wijze opgeroepen partij niet is verschenen of haar middelen niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft voorgedragen, kan het scheidsgerecht toch de zaak behandelen en uitspraak doen, tenzij de tegenpartij verzoekt de zaak uit te stellen.

1696. Onverminderd de toepassing van artikel 1679.2, kan het scheidsgerecht op verzoek van een partij voorlopige en bewarende maatregelen bevelen, met uitzondering van een bewarend beslag. Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, oordeelt het scheidsgerecht vrij over de toelaatbaarheid van de bewijsmiddelen en hun bewijskracht. Het scheidsgerecht kan het houden van een getuigenverhoor, van een deskundigenonderzoek, van een gerechtelijke plaatsopneming en de persoonlijke verschijning van partijen gelasten. Het kan een beslissende eed afnemen en aan de partijen een aanvullende eed opleggen. Het kan eveneens, onder de bij artikel 877 van dit Wetboek gestelde voorwaarden, de overlegging bevelen van door een partij onder zich gehouden stukken. Wanneer het scheidsgerecht een verhoor van getuigen heeft aanbevolen, doch deze niet vrijwillig verschijnen of weigeren de eed of een verklaring af te leggen, zal het partijen of een van hen verlof verlenen om zich binnen een bepaalde termijn bij verzoekschrift tot de rechtbank van eerste aanleg te wenden ter benoeming van een rechter-commissaris, belast met het houden van het verhoor. Dit verhoor wordt gehouden op de wijze als voorgeschreven in burgerlijke zaken. De termijnen van het scheidsrechterlijk geding worden van rechtswege geschorst tot aan het einde van het verhoor. Het scheidsgerecht kan geen schriftonderzoek bevelen noch beslissen over een betwisting betreffende de overlegging van stukken of over de beweerde valsheid van stukken. In dit geval geeft het aan partijen gelegenheid om zich binnen een bepaalde termijn tot de rechtbank van eerste aanleg te wenden. De termijnen van het geding worden van rechtswege geschorst tot aan de dag waarop aan het scheidsgerecht door de meest gerede partij van de eindbeslissing in het tussengeschil kennis is gegeven.

1696bis. Iedere derde-belanghebbende kan het scheidsgerecht verzoeken om in de procedure te mogen tussenkomen. Dit verzoek wordt schriftelijk aan het scheidsgerecht gericht, dat het aan partijen meedeelt. Een derde kan door een partij worden opgeroepen om tussen te komen. In elk geval, om toegelaten te worden, vereist de tussenkomst een overeenkomst tot arbitrage tussen de derde en de partijen in het geding. Zij is bovendien afhankelijk van de instemming van het scheidsgerecht, dat bij eenparigheid uitspraak doet.

1697. Het scheidsgerecht kan zich omtrent zijn bevoegdheid uitspreken en daartoe de geldigheid van de overeenkomst tot arbitrage onderzoeken. De vaststelling, dat het contract nietig is, brengt niet van rechtswege mede dat ook de overeenkomst tot arbitrage die daarvan deel uitmaakt nietig is. De beslissing, waarbij het scheidsgerecht zich bevoegd heeft verklaard, kan slechts tegelijk met de uitspraak in de hoofdzaak en langs dezelfde weg voor de rechtbank van eerste aanleg worden bestreden. De rechtbank van eerste aanleg kan op vordering van een der partijen een uitspraak geven over de gegrondheid van de beslissing waarbij het scheidsgerecht zich onbevoegd heeft verklaard. Door een arbiter aan te wijzen verliest een partij niet haar recht om de bevoegdheid van het scheidsgerecht in te roepen.

1698. Partijen kunnen tot het tijdstip waarop de eerste arbiter zijn opdracht heeft aanvaard, de termijn vaststellen binnen welke de uitspraak moet worden gedaan of de wijze bepalen waarop deze termijn zal worden vastgesteld. Wanneer partijen deze termijn niet hebben vastgesteld, noch de wijze waarop deze termijn wordt vastgesteld hebben bepaald, kan de rechtbank van eerste aanleg op verzoekschrift van een der partijen het scheidsgerecht een termijn stellen, indien het nalatig is de uitspraak te doen en er zes maanden zijn verstreken sedert de dag waarop alle arbiters hun opdracht tot beslechting van het geschil hebben aanvaard. Tegen de beslissing van de rechtbank van eerste aanleg staat geen voorziening open. De opdracht van de arbiters eindigt indien de arbitrale uitspraak niet binnen de gestelde termijn is gedaan, tenzij deze termijn bij onderling goedvinden van partijen mocht zijn verlengd. Wanneer de arbiters in de overeenkomst tot arbitrage met name zijn aangewezen en de uitspraak niet binnen de termijn is gedaan, eindigt de overeenkomst tot arbitrage van rechtswege, tenzij partijen anders zijn overeengekomen.

1699. Het scheidsgerecht geeft eindbeslissingen of beslissingen alvorens recht te doen in één of meer uitspraken.

1700. Tenzij de partijen anders overeengekomen zijn, beslissen de arbiters volgens de regels van het recht. Wanneer een publiekrechtelijke rechtspersoon partij is bij de overeenkomst tot arbitrage, beslissen de arbiters steeds volgens de regels van het recht, onverminderd de bijzondere wetten.

1701. De uitspraak wordt gedaan na een beraadslaging waaraan alle arbiters moeten deelnemen. De beslissing wordt met volstrekte meerderheid van stemmen genomen, tenzij partijen een andere meerderheid zijn overeengekomen. Partijen kunnen ook overeenkomen dat, wanneer er geen meerderheid kan worden gevormd, de stem van de voorzitter beslissend is. Indien de arbiters over geldsommen moeten beslissen en er geen meerderheid voor de grootte van een toe te wijzen bedrag wordt bereikt, worden behoudens afwijkend beding, de stemmen die zijn uitgebracht voor het hoogste bedrag, gerekend te zijn uitgebracht voor het onmiddellijk daarop volgende, totdat een meerderheid is gevormd. De uitspraak wordt op schrift gesteld en door de arbiters ondertekend. Indien een of meer arbiters niet kunnen of willen tekenen, wordt daarvan in de uitspraak melding gemaakt ; deze moet evenwel een aantal ondertekeningen dragen ten minste ten getale van de meerderheid van de arbiters. Naast de eigenlijke beslissing houdt de uitspraak de volgende gegevens in :

a) de namen en woonplaatsen van de arbiters;
b) de namen en woonplaatsen van de partijen;
c) het onderwerp van het geschil ;
d) de datum waarop de uitspraak is gedaan;
e) de plaats waar het geding is gevoerd en de plaats waar de uitspraak is gedaan.

De uitspraak wordt met redenen omkleed.

1702. De voorzitter van het scheidsgerecht geeft van de uitspraak kennis aan elke partij door haar een exemplaar ervan toe te zenden, dat volgens het vierde lid van artikel 1701 is ondertekend. De voorzitter van het scheidsgerecht legt het origineel van de uitspraak neder ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg. Hij geeft van de nederlegging kennis aan partijen. De opdracht van de arbiters eindigt nadat van de uitspraak, welke aan het geding een einde maakt, aan partijen kennis is gegeven en zij volgens de voorgaande bepalingen is neergelegd.

1702bis. Binnen dertig dagen na kennisgeving van de uitspraak, tenzij de partijen een andere termijn zijn overeengekomen : a) kan één van de partijen, mits kennisgeving aan de andere, aan het scheidsgerecht vragen in de tekst van de uitspraak elke misstelling, verkeerde berekening, drukfout of soortgelijke fout te verbeteren; b) kan een partij, wanneer partijen dat zijn overeengekomen, mits kennisgeving aan de andere, aan het scheidsgerecht vragen om een bepaald punt of specifieke passage uit de uitspraak uit te leggen. Vindt het scheidsgerecht dit verzoek gegrond, dan doet het de verbetering of geeft het de uitlegging binnen dertig dagen na ontvangst van het verzoek. De uitlegging maakt integraal deel uit van de uitspraak. Het scheidsgerecht kan uit eigen beweging elke vergissing bedoeld in het eerste lid, a), verbeteren binnen dertig dagen na de datum van de uitspraak. Het scheidsgerecht kan indien nodig de termijn verlengen waarover het beschikt om de uitspraak te verbeteren of uit te leggen krachtens het eerste lid. De bepalingen van artikel 1701 zijn van toepassing op de verbetering of de uitlegging van de uitspraak. Wanneer dezelfde arbiters niet meer kunnen worden bijeengeroepen, moet het verzoek om uitlegging of verbetering van de uitspraak worden voorgelegd aan de rechtbank van eerste aanleg waarvan de voorzitter bevoegd is om de uitvoerbaarverklaring te beslissen overeenkomstig de bevoegdheidsregels voorzien in de artikelen 1717 en 1719, tweede lid.

1703. Wanneer van een arbitrale uitspraak aan partijen kennis is gegeven volgens artikel 1702, eerste lid , en zij niet meer voor arbiters kan worden bestreden, heeft zij gezag van gewijsde, behoudens ingeval de uitspraak in strijd is met de openbare orde dan wel het geschil niet vatbaar was voor beslechting door arbitrage. Tegen een arbitrale uitspraak kan alleen hoger beroep worden ingesteld, indien de partijen daarin hebben voorzien in de overeenkomst tot arbitrage. Tenzij anders is overeengekomen, is de termijn om hoger beroep in te stellen één maand vanaf de betekening van de arbitrale uitspraak.

1704. Een arbitrale uitspraak kan slechts worden bestreden voor de rechtbank van eerste aanlag door een vordering tot vernietiging in te stellen, en zij kan slechts worden vernietigd in de in dit artikel genoemde gevallen. Een arbitrale uitspraak kan worden vernietigd :

a) indien de uitspraak in strijd is met de openbare orde;
b) indien het geschil niet vatbaar was voor beslechting door arbitrage;
c) indien er geen geldige overeenkomst tot arbitrage is;
d) indien het scheidsgerecht zijn rechtsmacht of zijn bevoegdheden heeft overschreden;
e) indien het scheidsgerecht heeft nagelaten over één of meer geschilpunten uitspraak te doen en deze punten niet kunnen worden gescheiden van die waarover wel uitspraak is gedaan;
f) indien uitspraak is gedaan door een op onregelmatige wijze samengesteld scheidsgerecht;
g) indien aan partijen niet de gelegenheid is gegeven om voor hun rechten op te komen en hun middelen voor te dragen of indien er enige andere dwingend voorgeschreven regel van het scheidsrechterlijke geding is miskend, voor zover deze miskenning van invloed is geweest op de arbitrale uitspraak;
h) indien de in artikel 1701, vierde lid, voorgeschreven formaliteiten niet zijn vervuld;
i) indien de uitspraak niet met redenen is omkleed; j) indien de uitspraak tegenstrijdige bepalingen bevat.

De uitspraak kan ook worden vernietigd :

a) indien zij is verkregen door bedrog ;
b) indien zij is gegrond op een bewijsmiddel dat bij een in kracht van gewijsde gegaan rechterlijk vonnis vals is verklaard of dat is erkend vals te zijn;
c) indien, nadat de uitspraak in gedaan, er een stuk of ander bewijs is ontdekt dat van beslissende invloed zou zijn geweest voor de uitspraak en dat door toedoen van de tegenpartij is achtergehouden ;
d) De gevallen bedoeld in het tweede lid, onder c), d) en f) leveren geen grond tot vernietiging meer op, indien de partij die deze aanvoert, tijdens de loop van het geding voor arbiters wist dat zich een zodanig geval voordeed, doch zich er toen niet op heeft beroepen.

De redenen van wraking en uitsluiting van arbiters, bedoeld in de artikelen 1690 en 1692, leveren geen grond op tot vernietiging in de zin van het tweede lid, onder f), van dit artikel, ook al zouden zij eerst na de uitspraak berekend zijn geworden.

1705. Indien er grond is voor de vernietiging van een deel van de uitspraak, wordt deze alleen voor dat deel vernietigd, indien dit kan worden gescheiden van de andere delen van de uitspraak.

1706. De gronden tot vernietiging van een arbitrale uitspraak moeten, op straffe van verval, door de belanghebbende partij worden voorgedragen in een en dezelfde procedure ; dit geldt evenwel niet in het geval dat een grond tot vernietiging als bedoeld in artikel 1704, derde lid, eerst later bekend is geworden. Een vordering tot vernietiging is slechts ontvankelijk indien de uitspraak niet meer voor arbiters kan worden bestreden. De vordering tot vernietiging welke steunt op een van de in artikel 1704, tweede lid, onder c) tot en met j) bedoelde gronden, moet op straffe van verval worden ingesteld binnen een termijn van drie maanden nadat van de uitspraak aan partijen kennis is gegeven ; deze termijn kan evenwel eerst beginnen te lopen op de dag waarop de uitspraak niet meer voor arbiters kan worden bestreden. De verweerder in een geding tot vernietiging kan in hetzelfde geding de vernietiging van de uitspraak vragen, ook al is de in het eerste lid bedoelde termijn verstreken. De vordering tot vernietiging welke berust op een van de in artikel 1704, derde lid, bedoelde gronden, moet worden ingesteld binnen drie maanden, hetzij na de ontdekking van het bedrog dan wel van het stuk of ander bewijs, hetzij na de dag waarop het bewijsmiddel vals is verklaard of als zodanig erkend. Zij kan echter niet meer worden ingesteld na verloop van een termijn van vijf jaar, te rekenen van de dag waarop volgens artikel 1702, eerste lid, van de uitspraak aan partijen kennis is gegeven. De rechter voor wie een vordering tot vernietiging aanhangig is, onderzoekt ambtshalve of de bestreden uitspraak niet in strijd is met de openbare orde en of het geschil vatbaar was voor beslechting door arbitrage.

1708. Heeft het scheidsgerecht nagelaten uitspraak te doen over één of meer geschilpunten die kunnen worden gescheiden van die waarover wel uitspraak is gedaan, dan kan het, op vordering van één der partijen, zijn uitspraak aanvullen, ook al zijn de in artikel 1698 bedoelde termijnen verstreken, tenzij de wederpartij betwist dat is nagelaten uitspraak te doen over een geschilpunt of dat de geschilpunten kunnen worden gescheiden van die waarover wel uitspraak is gedaan. In dat geval wordt het geschil door de meest gerede partij aanhangig gemaakt bij de rechtbank van eerste aanleg. Wanneer deze beslist dat de geschilpunten, waarover geen uitspraak is gedaan gescheiden kunnen worden van die waarover wel uitspraak is gedaan, verwijst zij partijen naar het scheidsgerecht ter aanvulling van de uitspraak.

1709. Arbiters kunnen hun uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaren niettegenstaande hoger beroep, onverminderd de bepalingen betreffende het kantonnement. Zij kunnen ook bepalen dat de tenuitvoerlegging bij voorraad slechts kan plaatsvinden nadat volgens dit Wetboek zekerheid is gesteld.

1709bis. De arbiters kunnen een partij veroordelen tot het betalen van een dwangsom. De artikelen 1385bis tot octies zijn van overeenkomstige toepassing.

1710. De tenuitvoerlegging van een arbitrale uitspraak kan slechts plaatsvinden nadat zij, op verzoekschrift van de belanghebbende partij, door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg uitvoerbaar is verklaard, zonder dat de partij tegen wie de tenuitvoerlegging is verzocht, aanspraak kan maken om in deze stand van het geding te worden gehoord. De voorzitter kan de uitvoerbaarverklaring slechts verlenen indien de uitspraak niet meer voor arbiters kan worden bestreden of door hen uitvoerbaar bij voorraad niettegenstaande hoger beroep is verklaard. Onverminderd het bepaalde in artikel 1714 is de beslissing van de voorzitter uitvoerbaar bij voorraad niettegenstaande voorziening. De voorzitter wijst het verzoek af indien de uitspraak of de tenuitvoerlegging ervan in strijd is met de openbare orde of indien het geschil niet vatbaar was voor beslechting door arbitrage. Binnen vijf dagen na de beslissing geeft de griffier daarvan bij gerechtsbrief kennis aan de verzoeker.

1711. Wordt het verzoek afgewezen, dan kan de verzoeker binnen een maand na de kennisgeving van de beslissing, hiervan bij het hof van beroep in hoger beroep komen. Dit hoger beroep wordt ingesteld door betekening van een gerechtsdeurwaardersexploot aan de partij tegen wie tenuitvoerlegging is verzocht, houdende dagvaarding om voor het hof te verschijnen. Wil deze partij vernietiging van de uitspraak vorderen zonder tevoren daartoe een vordering te hebben ingesteld, dan moet zij deze vordering op straffe van verval binnen een maand nadat haar de dagvaarding in hoger beroep is betekend, bij de rechtbank van eerste aanleg instellen. Het hof van beroep schort in dat geval zijn beslissing op, totdat de rechtbank op de vordering tot vernietiging eindbeslissing heeft gewezen.

1712. De beslissing tot uitvoerbaarverklaring van de uitspraak moet door de verzoeker aan de wederpartij worden betekend. Binnen een maand na deze betekening kan tegen de beslissing verzet bij de rechtbank van eerste aanleg worden gedaan. De partij die dit verzet doet en die de vernietiging van de uitspraak wil vorderen zonder tevoren een vordering daartoe te hebben ingesteld, moet deze op straffe van verval in hetzelfde geding en binnen de in het eerste lid bedoelde termijn instellen. De partij die, zonder het in het eerste lid bedoelde verzet te doen, de vernietiging van de uitspraak wil vorderen, moet op straffe van verval haar vordering tot vernietiging binnen de in het eerste lid bedoelde termijn instellen.

1713. In de gevallen van de artikelen 1711 en 1712 geldt de in artikel 1707, eerste lid, genoemde termijn niet voor een vordering tot vernietiging van de uitspraak, welke is gegrond op het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage. Onverminderd het bepaalde in artikel 1707, derde lid, kan een partij die eerst na de betekening van de beslissing tot uitvoerbaarverklaring kennis heeft gekregen van een van de in artikel 1704, derde lid, bedoelde gronden tot vernietiging, niettemin uit dien hoofde vernietiging van de uitspraak vorderen, ook al zijn de in de artikelen 1711 en 1712 genoemde termijnen van een maand reeds verstreken.

1714. De rechter voor wie een voorziening tegen een beslissing tot uitvoerbaarverklaring van een uitspraak of een vordering tot vernietiging van de uitspraak aanhangig is, kan op vordering van één der partijen bevelen dat de tenuitvoerlegging van de uitspraak wordt opgeschort of dat daarvoor zekerheid wordt gesteld. De beslissing tot uitvoerbaarverklaring heeft geen gevolg voor zover de arbitrale uitspraak is vernietigd.

1715. Wanneer voor een scheidsgerecht een dading is tot stand gekomen ter beëindiging van een voor dat gerecht aanhangig geschil, kan deze dading worden vastgesteld in een akte die wordt opgemaakt door het scheidsgerecht en zowel door arbiters als door partijen wordt ondertekend. Op deze akte zijn de bepalingen van het tweede lid van artikel 1702 toepasselijk ; op verzoekschrift van de belanghebbende partij kan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg de akte van dading uitvoerbaar verklaren. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg wijst het verzoek af indien de dading of de tenuitvoerlegging ervan in strijd is met de openbare orde of indien het geschil niet vatbaar was voor beslechting door arbitrage. Binnen vijf dagen na de beslissing geeft de griffier daarvan bij gerechtsbrief kennis aan de verzoeker.

1716. De beslissing tot uitvoerbaarverklaring van de akte van dading moet door de verzoeker aan de wederpartij worden betekend. Binnen een maand na de betekening kan tegen de beslissing bij de rechtbank van eerste aanleg verzet worden gedaan. Wordt het verzoek afgewezen, dan kan de verzoeker hoger beroep instellen overeenkomstig artikel 1711. De beslissing tot uitvoerbaar-verklaring van de akte van dading heeft geen gevolg voor zover de dading is vernietigd.

1717. Onverminderd de bepalingen van artikel 1719, tweede lid, is met betrekking tot de toepassing van de bepalingen van het zesde deel van dit Wetboek bevoegd, de rechtbank die is aangewezen in de overeenkomst tot arbitrage of in een latere overeenkomst, welke is gesloten voordat de plaats van arbitrage was vastgesteld. Hebben partijen dienaangaande niets bepaald, dan is bevoegd de rechtbank van de plaats van arbitrage. Wanneer die plaats nog niet is vastgesteld, is bevoegd de rechtbank in welker arrondissement de rechter zetelt die bevoegd zou zijn geweest om kennis te nemen van het geschil indien het niet aan arbitrage was onderworpen. Partijen kunnen, door een uitdrukkelijke verklaring in de overeenkomst tot arbitrage of door een latere overeenkomst, elke vordering tot nietigverklaring van een arbitrale uitspraak uitsluiten, wanneer geen van hen een natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit is of een natuurlijke persoon met gewone verblijfplaats in België of een rechtspersoon met hoofdvestiging in België of die er een bijkantoor heeft.

1718. Wanneer een compromis is aangegaan over hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg of van de rechtbank van koophandel, kan met betrekking tot de arbitrale uitspraak geen gedwongen tenuitvoerlegging worden gelast, dan nadat het hof van beroep ze uitvoerbaar heeft verklaard, na dagvaarding van de partij tegen wie tenuitvoerlegging is verzocht. Wanneer die persoon de vernietiging van de uitspraak wil vorderen zonder tevoren een vordering daartoe te hebben ingesteld, moet hij deze op straffe van verval in hetzelfde geding instellen, onverminderd de bepalingen van artikel 1713. Tegen de beslissingen van het hof van beroep staat geen verzet open.

1719. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, daartoe bij verzoekschrift aangezocht, beslist op de vordering tot uitvoerbaarverklaring van ingevolge een overeenkomst tot arbitrage in het buitenland gegeven arbitrale uitspraken. De vordering wordt gebracht voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van het gebied waarin hij tegen wie tenuitvoerlegging is verzocht zijn woonplaats of, bij gebreke daarvan, zijn verblijfplaats heeft. Indien deze persoon in België geen woon- of verblijfplaats heeft, wordt de vordering gebracht voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van de plaats waar de uitspraak moet worden ten uitvoer gelegd. De verzoeker kiest woonplaats in het arrondissement van de rechtbank. Hij voegt bij het verzoekschrift het origineel van de uitspraak en van de overeenkomst tot arbitrage of een afschrift ervan dat voldoet aan de voorwaarden voor hun authenticiteit. De voorzitter van de rechtbank onderzoekt de vordering en kan daartoe de verzoeker en de partij tegen wie tenuitvoerlegging is verzocht, in raadkamer oproepen. De oproeping wordt door de griffier bij gerechtsbrief aan partijen gericht.

1720. Binnen vijf dagen na de beslissing van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg geeft de griffier daarvan bij gerechtsbrief kennis aan de verzoeker.

1721. Wordt het verzoek afgewezen, dan kan de verzoeker binnen één maand nadat van de beslissing is kennis gegeven, daarvan bij het hof van beroep in hoger beroep komen. Dit hoger beroep wordt ingesteld door betekening van een gerechtsdeurwaardersexploot aan de partij tegen wie tenuitvoerlegging is verzocht, houdende dagvaarding om voor het hof te verschijnen.

1722. De beslissing tot uitvoerbaarverklaring van de uitspraak moet door de verzoeker worden betekend aan hem tegen wie tenuitvoerlegging is verzocht. Binnen een maand na deze betekening kan tegen die beslissing verzet bij de rechtbank van eerste aanleg worden gedaan.

1723. Tenzij er toepassing is van een verdrag tussen België en het land waar de uitspraak is gegeven, weigert de rechter de uitvoerbaarverklaring :

a) indien tegen de uitspraak nog voor arbiters kan worden opgekomen en de arbiters daarvan niet de tenuitvoerlegging bij voorraad niettegenstaande hoger beroep hebben gelast ;
b) indien de uitspraak of de tenuitvoerlegging strijdig is met de openbare orde of indien het geschil niet voor regeling bij wege van arbitrage vatbaar was ;
c) indien het bewijs wordt geleverd van het bestaan van een grond tot vernietiging als bepaald in artikel 1704.